Filters

Giulio Prandi & Coro Ghislieri - Rossini: Petite messe solennelle - Trouw

Hoe vaak je het begin van Rossini’s Petite messe solennelle ook gehoord hebt, elke keer weer ben je verrast door de ritmische schwung waarmee dit Kyrie uit de startblokken komt. Twee fortepiano’s geven elkaar ingenieus een pakkend slagritme door, terwijl een ouderwets harmonium er zachtjes lange akkoorden boven uitblaast. De klankcombinatie van die korte, hupserige pianoakkoorden en die wat zeurderig-nasale blaasbalggeluiden roept meteen aandacht op. Als er iets is wat Rossini kon, dan was dat het wel: bezoekers rechtop laten zitten, vol verwachting van wat komen gaat.

Rossini was in 1862, het jaar waarin het begin van deze compositie ligt, eigenlijk allang gestopt met componeren. Hij was – zeer tegen de zin van zijn fans – aan het rentenieren en schreef af en toe nog weleens een stukkie voor piano in zijn zomerhuis in Passy, onder Parijs. ‘Oudedagszonden’ noemde hij die miniaturen.

Om aan de enorme publieke vraag tegemoet te komen, stelde collega-componist Louis Niedermeyer met toestemming van de pensionado in 1846 een opera-pastiche samen uit eerdere Rossini-opera’s onder de nieuwe titel Roberto Bruce. Deze Niedermeyer stond ook aan de wieg van de Petite messe. Hij componeerde zelf een Messe solennelle in 1849, waarin het sobere en a capella gezongen Et incarnatus est indruk maakte op Rossini. Toen Niedermeyer in 1861 stierf, nam Rossini dat a-capella-stuk op in een Kyrie dat hij als een hommage voor zijn vriend schreef. Het was het begin van waHa Piah, ik wis t zou uitgroeien tot Rossini’s Petite messe. Een heilige mis (solennelle) dus, maar wel klein (petite) met oorspronkelijk acht zangers, een piano en een harmonium. Voor een uitvoering in een Parijse salon van een rijke familie. Die salon was veel groter dan Rossini dacht, en daarom verdubbelde hij het aantal zangers en voegde hij nog een extra piano toe.

Oude vleugels
De Fondazione Rossini uit Pesaro liet de oorspronkelijke partituur een paar jaar terug reconstrueren, en die is nu voor het eerst opgenomen. Door het Italiaanse Coro Ghislieri onder leiding van Giulio Prandi. Op de prachtige oude vleugels van Erard en Pleyel spelen Francesco Corti en Cristiano Gaudio, en achter het authentieke Alexandre-harmonium zit Daniel Perer. Die italianità van de uitvoerenden past Rossini uiteraard goed. Met z’n 16’en zorgt het koor voor loepzuivere bijdragen. In het solistenteam klinkt ook een Frans tintje in de persoon van topsopraan Sandrine Piau, die hemels zingt in haar grote solo O salutaris hostia. De andere solisten halen haar niveau niet helemaal, maar zijn toch erg goed. Dirigent Prandi weet wat hij met deze muziek in handen heeft, voelt waar deze lichte, vrolijke omgang met zoiets serieus als een mis vandaan komt. Hij zweept het koor in de machtige fuga’s mooi op.

Oer-practicus als Rossini was, gepokt en gemazeld in het altijd in beweging zijnde operabedrijf, voelde hij goed aan dat het koor even op adem moest komen na de immense fuga waarmee hij het Credo laat eindigen. Hij voegde daar een stuk voor solo-piano in, de Prélude religieux pendant l’Offertoire.

In die jaren was men bezig om een editie uit te brengen van het verzameld werk van Bach, en Rossini had zich geabonneerd op die uitgaven. Klonk Bach al redelijk door in de koorfuga’s van de Messe, hier in die piano prélude is Bach het dichtstbij. van En een prélude religieux? Echt zo’n ironische Rossini-aanwijzing, die als tempo-aanduiding boven het Credo van deze mis allegro christiano schreef. Niemand weet hoe snel dat precies in.

1
2
3
4
Trouw
29 October 2021