Fitzwilliam String Quartet - Shostakovich: Last Three String Quartets - Opus Klassiek
Wie weet het nog? Alle vijftien strijkkwartetten van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) uitgevoerd in slechts drie dagen: van 4 t/m 6 maart 2016. Plaats van handeling het Amsterdamse Muziekgebouw. Het Britse label Chandos maakte er een opname van die ik hier besprak. In die paar dagen als het ware samengeperst, ik hield mijn hart vast, maar het werden uitvoeringen die hun weerga niet kenden. Van het onschuldige eerste (1938) kwartet tot de graftombe van het laatste (1974) broeide, brandde en bruiste het. Het kan dus, maar gedoseerd genoten valt er voor de muziekliefhebber mogelijk toch meer winst te behalen. Ik moest daaraan denken toen ik dit nieuwe album van het Fitzwilliam Quartet beluisterde.
De zeer persoonlijke toets is in vrijwel alle Sjostakovitsj-kwartetten de dominante factor. Misschien ook wel – en dat geldt met name voor de latere kwartetten - doordat ze deels aan het oog van de censoren waren onttrokken. Voor zoiets intiems als kamermuziek hadden de apparatsjiki blijkbaar minder of helemaal geen belangstelling. Kamermuziek ook waarin – en dat geldt bij uitstek voor het strijkkwartet – een ontzagwekkend diepe gelaagdheid kan worden bereikt. Er zijn zéér welsprekende voorbeelden van: Beethovens op. 59, 74, 95, 127, 130, 131, 132 en 133. Maar we vinden ze ook bij o.a. Haydn, Mozart en Schubert. Anders dan bij het vol bezette symfonieorkest zijn er in technisch opzicht niet of nauwelijks beperkingen, al is er ook een nadeel (als het zo mag worden genoemd): er valt niet of nauwelijks iets te verbloemen, de ‘natuurlijke transparantie' in stemvoering door slechts vier met elkaar dialogiserende strijkers is hoog, zeer hoog. Wat overigens niet minder geldt voor het ensemble zelf.
Het Britse Fitzwilliam Quartet heeft in november 2018 en februari 2019 Sjostakovitsj' laatste drie kwartetten vastgelegd. De opname is volgens de toelichting opgedragen aan Willie Russell, de overleden professor op het gebied van de virologie aan de universiteit van St Andrews en de vader van Lucy Russell, de primarius van het Fitzwilliam. Hij voelde zich sterk verbonden met de muziek van Sjostakovitsj en slechts tien dagen voor zijn dood, op 31 oktober 2018, speelde het ensemble speciaal voor hem in de zitkamer het veertiende kwartet. Nog geen drie weken later begonnen de opnamen.
Wie de complete box bezit hoeft zich geen zorgen te maken: de uitvoering van deze laatste drie kwartetten wijkt op hoofdpunten niet wezenlijk af van die uit 1977, al zijn we ruim veertig jaar verder (de uitgave kwam tot stand naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het ensemble). Die consistentie qua interpretatie (over de techniek hoef ik het op dit niveau niet te hebben) spreekt ook uit de absolute wil van het Fitzwilliam om zo getrouw en zo onbaatzuchtig mogelijk deze muziek gestalte te geven. Want zo was het al lang geleden, toen een oude man – ik citeer de toelichting – rechtop en bewegingloos in een stoel op een hotelkamer zat, de partituur vlak voor zijn gezicht houdend. Aan de overkant van de tafel vier jonge musici die de muziek spelen die hij nauwelijks nog vanaf het notenblad kan ontcijferen. Maar zijn gehoor is nog even scherp als altijd: een verkeerde noot hier, in de partituur! Dmitri Sjostakovitsj luistert intens naar zijn vierde kwartet, vervolgens het zesde en ten slotte het zevende. De musici: de vier leden van het Fitzwilliam. Het tijdstip: november 1972.
Natuurlijk is het niet zo dat het rechtstreekse contact tussen componist en vertolker(s) per definitie een ‘definitieve' of ‘geautoriseerde' uitvoering oplevert. Trouwens, muziek laat zich niet als zodanig in beton gieten. Als het wel zo zou zijn? Het zou een uitermate saaie boel worden. Ook het Fitzwilliam kopieert zichzelf niet. Vergeleken met de uitvoeringen in 1977 worden, zowel in agogiek als dynamiek andere nuances aangebracht, bij vlagen klinkt het ook minder romantisch dan toen, scherper gesneden. Het is een fractie strakker geworden en de spanningsbogen nog intenser getrokken (adagio op. 142). Zoals er ook momenten zijn dat de dubbelzinnigheid nog sprekender is (serenade in op. 144). Het getormenteerde karakter van deze muziek is in handen van het Fitzwilliam gelukkig geen gekozen doel, maar vloeit als vanzelfsprekend voort uit een intens gemodelleerde innigheid die diepe indruk maakt. Hier geen holle retoriek of sardonische glimlach, maar een inktzwarte poel waaruit zowel universeel als persoonlijk lijden spreekt: alsof het bij Sjostakovitsj in elkaar overloopt. Het dertiende kwartet ontstond in 1970, het veertiende in 1973 en het vijftiende in 1974. Sjostakovitsj overleed in 1975. Dat zegt feitelijk alles.